GESCHIEDENIS
De Oprichting
In de zomer van 1957 nemen een driehondertal personen de beslissing om te gaan studeren in een nieuwe studentenstad. Voor Eindhoven was deze nieuwe stap ook een onwennige, maar al snel wordt het studentenleven opgefleurd met de studenten vereniging Eindhovens Studenten Corps.
Ook toentertijd blijkt de studentenwereld een kleine wereld te zijn. De vader van Frans van Thiel en Lodewijk Janssen zijn beide lid geweest van het Nijmeegse dispuut Tempeliers. Ook zijn waren relatief nieuw in een opkomende studentenstad en hebben hun zoons geïnspireerd en aangezet om ook een dispuut op te richten. Daarnaast was de vader van Toon Kersten een kennis van deze twee en ook zijn zoon was begonnen met studeren in de Lichtstad.
Met zijn drieen hadden zij een duidelijk beeld over wat zij wilden: geen jaarclub, dat vonden ze minderwaardig: er moest gekeken worden naar de toekomst, de lange termijn. In navolging van hun ouders en de verhalen over hun studententijd, besloten zij dan om een dispuut op te richten.
Vanaf september 1957 zijn de plannen ontstaan over het hoe en wat van dit dispuut. Kijkend in statuten van andere disputen, bleek dat het voor een goede verstandhouding binnen het dispuut ’absoluut noodzakelijk’ was dat er een vierde man zou bijkomen. De keuze hiervoor viel al snel op Joop Post. Zij studeerden alle vier Werktuigbouwkunde, wat niet geheel toevallig was, aangezien er in die tijd in Eindhoven maar drie studierichtingen waren. Joop had al gestudeerd in Delft en hij zou dus de ideale partner zijn voor dit gezelschap. In februari 1958 werd de knoop doorgehakt en op 10 februari was het dispuut een feit. Een dispuut zonder naam, maar dat mocht op dat moment de pret niet drukken. Deze beslissing werd natuurlijk allereerst gecommuniceerd aan de vaders van de oprichters die als spindoctors achter deze oprichting bezig waren.
Naamgeving
De naamgeving was van latere orde. In eerste instantie was het belangrijk dat het dispuut dingen deed, waardoor het zich zou onderscheiden van de rest. Bier drinken en op de sociëteit zitten dus.
Na verloop van tijd was het toch zaak om een naam te geven aan deze vriendengroep. Toon Kersten, toen al de serieuzere van het stel, had eens zitten zoeken in encyclopedieën en ander naslagwerk en kwam met het idee “Aleph”. Hij legde uit dat dit de eerste letter van het oud-Griekse alfabet was en dit natuurlijk feilloos aansloot bij de mentaliteit van de heren. Unaniem werd dit voorstel goedgekeurd, mede door het feit dat er geen andere optie voorhanden was. Met de naamstelling was de volgende stap richting de toekomst van het dispuut gezet. Nu moest de vereniging nog overtuigd worden van het feit dat het dispuut Aleph erkend moest worden. Tijdens een corpsvergadering diende een voordracht gehouden te worden. Deze voordracht moest met vijf personen gehouden worden en al snel was Aleph 5 geboren: Pedro van den Acker.
Deze ad-hoc ledenwerving werd snel ingeruild voor het huidige, strenge selectiebeleid.
Het Alephhuis
Een dispuut zonder dispuutshuis is natuurlijk niet compleet. De eerste leden van het dispuut wilden niet als spoorstudent hun studentenleven beleven en besloten op kamers te gaan. Aangezien niemand nog gewend was aan de studenten, waren er voor studenten ook weinig huisvestigingsmogelijkheden.
Van Thiel woonde in de eerste periode in Hotel Royal (het huidige Mandarin Park Plaza). Via via kwamen zij er achter dat er een ruimte boven de kapper de Rooij aan de Stratumsedijk vrijkwam. Al snel vormden zij hier het eerste dispuutshuis.
In de tijd dat Jansen en van Thiel zitting namen in de Senaat hadden zij intensief contact met Stichting Studentenvoorzieningen. Via hun contacten waren ze op de hoogte van de plannen voor een nieuw studenthuis. Dezelfde contacten zorgen ervoor dat dit huis aan het dispuut Aleph werd gegund. Afgunst en jaloezie waren op dat moment schering en inslag. Eigenlijk zijn deze nooit vergaan.